Werkveld

David Bamps – Filosoof, psycholoog, ethicus, wetenschappelijk onderzoeker, auteur. Verbonden aan UCLL, Odisee, Universiteit Maastricht en KU Leuven


Inleiding

We leven in een complexe samenleving. Dat geldt niet alleen voor volwassenen. Onze kinderen en jongeren voelen pressie. Om de weg te kunnen vinden in het bos, Sylva Sylvarum, lijken we geneigd steeds op zoek te gaan naar de moderne versie van een landkaart (die zelden wordt gevonden). Feitelijk zijn het verwoede pogingen om nieuwe antwoorden te geven op oude kwesties. Misschien berust deze filosofie van de pedagogie op een groot misverstand – in onze drang naar vooruitgang en verandering, staan we onvoldoende stil bij de kracht van de oeroude strategieën. Of hoe een hypermodern verhaal over broodkruimelnavigatie feitelijk gewoon verwijst naar de sprookjes van Hans en Grietje.

Dit artikel wil stof bieden voor verdere reflectie. Het geeft de opvoedingsaccenten weer waar ik belang aan hecht. Ik beperk me op dit moment tot een korte weergave van de belangrijkste argumenten. In de komende tijd, neem ik de tijd om ‘het kruimelpad in de pedagogie’ beter te iomschrijven.


Emoties en rationaliteit: Een pleidooi voor matiging

De geschiedenis, ook die van de pedagogie, maakt een slingerbeweging wanneer het gaat over de rol die emoties mogen spelen. Men moet een equilibrist zijn om de balans te vinden tussen te veel en te weinig. Wie of wat bepaalt de cesuren: de bovengrens en de ondergrens? Er zijn tekenen dat we in ons tijdperk worstelen met de “matigheid”.

Illustratief is de wijze waarop we kinderen deelachtig laten zijn aan het paroxisme. In vroegere tijden hield men de kroost letterlijk een hand voor de ogen, wanneer ze iets niet mochten zien, of ze stuurden de kinderen naar buiten om te spelen, wanneer men iets besprak onder “volwassenen” in de woonkamer – tegenwoordig lijkt er sprake te zijn van een omgekeerde tendens.

Onze kinderen en jongeren moeten zogenaamd alles zien om voorbereid te zijn op de wereld. Feitelijk zou men ze eerst moeten leren om “filters” te hanteren. Deze aanbeveling staat haaks op de huidige trend. Het internet en in het bijzonder de sociale media hebben het juist mogelijk gemaakt om ongebreideld zonder filter te reageren op alles en nog wat – dat heeft repercussies voor de beleving van emotie en rationaliteit, in het bijzonder waar het kinderen en jongeren betreft.


Door te schreeuwen, zwijgt men[1]

Enkele jaren geleden werden we met onze VZW OLORIN (projecten voor en door jongeren) laureaat van het Fonds GaVoorGeluk met een project getiteld: “give me a break: talk about it”. Een prachtig initiatief om suïcidale en/of depressieve jongeren te helpen erger te voorkomen. Het sloot destijds aan bij de maatschappelijke visie dat praten over problemen goed is.

Tegenwoordig heb ik daar een genuanceerder idee over. Er lijken goede aanwijzingen te zijn dat het zeker niet altijd aangewezen is om te” praten” in de klassieke zin van het woord, zeker niet op een directe manier – zonder per definitie “vermijdend” te willen zijn voor het negatieve gevoel.

Als het gaat over een opeenhoping van energie, zijn er misschien wel verschillende en betere vormen van expressie te vinden om tot ontlading te komen. Het is een zoektocht naar een type ventilatie die het kind of de jongere met zijn of haar specifieke wezenskenmerken zo veel mogelijk tegemoetkomt. Of zoals Pindaros zei: word wie je bent, nu je het weet[2]. De volwassen versie van ‘converseren’, zelfs het therapeutisch dialogeren op maat van kinderen, ligt daar m.i. vaak mijlenver vandaan. Het vindt in deze moderne vorm letterlijk geen aansluiting bij het spreekwoordelijke ‘slot op de deur’ en zorgt zo veeleer voor psychische ‘afsluiting” (wat een ernstig risico kan inhouden). De uiteindelijke aanbevolen strategie kan in dat opzicht behoorlijk paradoxaal klinken.


Het probleem met een grote P

We spreken vaak over problemen zonder echt op voorhand aan te geven wat we eigenlijk onder problemen verstaan? Er schort iets met de zogenaamde begripsvaliditeit. Ik bekritiseer de wijze waarop men bij kinderen en jongeren de term “problemen” hanteert. Vanuit dit perspectief, wil ik binnen het gehanteerde discours zoeken naar hetgeen de Britse filosoof Walter Bryce Gallie in 1956 omschreef als een “wezenlijk betwist begrip”.

In het verlengde hiervan, stel ik dat men de dubbele lading van de psychologische randvoorwaarden om over een probleem te spreken, goed moet bestuderen en begrijpen. In dat verband hecht ik veel belang aan de “positieve desintegratietheorie van de Poolse psychiater Dr. Kazimierz Dąbrowski”. Hij stelt op basis van klinisch onderzoek dat psychologische problemen niet per definitie destructief hoeven te zijn, in het bijzonder waar het bijzonder getalenteerde of begaafde personen betreft. Een pathologische beleving in termen van ‘innerlijk conflict’ kan in dat geval en onder het juiste gesternte een opstap zijn naar een hogere graad van persoonlijkheidsontwikkeling.

 

[1] Cum tacent, clamant (Lat.): ‘Eloquente stilte” als instrument van retorische strategie in de verhandelingen van Cicero. Ik zoek inspiratie in de omkering van deze stelling.

[2] Origineel in het Oudgrieks: “γένοι᾽, οἷος ἐσσὶ μαθών”; Bron: Pindaros, Pythische Oden, 2.72